vrijdag 21 oktober 2011

26. Pindasaus

Moet je gewoon eens doen. Lef hebben, en als socioloog eens lekker je onderzoek ‘maatschappelijk valoriseren’ zoals dat met een duur en steeds populairder woord heet. Stuur een persberichtje over je onderzoek de wijde wereld in. Wacht af. En je ziet vanzelf wel de waarde die ‘de hard werkende Nederlander’ hecht aan dit soort onderzoek. Hele hordes gaan op internet aan de haal met je werk. Vaak enkel na lezing van de titel van een stuk roept men dingen als: ‘vorige week riep iemand nog wat anders’, en bestempelen ze het werk als: ‘onzinonderzoek’, of vragen ze ‘twee weken om dat flutrapport zelf te schrijven’. Het is niet makkelijk om als socioloog je onderzoek te valoriseren. Dit in tegenstelling tot ‘echt’ natuurwetenschappelijk onderzoek. Daar spreekt men elkaar minder tegen en wordt de relevantie minder in twijfel getrokken. Het publiek smult er gewoon van.

Terecht is dat allerminst. Geef eens een flinke ros tegen een zak met 80 kilo rauw gehakt. Natuurkundig valt met een precisie die zijn weerga niet kent te voorspellen wat er met de gehaktzak gebeurt. Je kunt dat herhalen tot je er zelf bij neervalt, maar de vleeshomp valt gewoon steeds keurig de zelfde kant op. Saaie toestanden. Geef vervolgens eens een even zo flinke beuk tegen een willekeurige voorbijganger van 80 kilo. Ik heb geen idee wat er gebeurt. Herhaal je proefje met een willekeurige andere passant en je zult zien dat deze ook weer anders reageert. Sommigen vallen om, anderen slaan terug, en de volgende begint te zeuren over ‘ethisch onderzoek doen’ en zo. De resultaten van je experimentje zijn eindeloos divers. Sterker nog, ook als je steeds dezelfde proefpersoon gebruikt, en hem of haar maar blijft slaan, krijg je ook steeds een andere uitkomst.

De sociale werkelijkheid is gewoon veel complexer en spannender dan de natuurlijke, en zie daar als socioloog maar eens chocola van te maken. Sociaal wetenschappelijk onderzoek levert dus ook uitkomsten die meer discussie uitlokken, en zie dat als socioloog maar eens aan de man (m/v) te brengen. En daarom is sociologie gewoon veel moeilijker en intellectueel uitdagender dan natuurwetenschap.Je moet, kortom, behoorlijk wat in je mars hebben als socioloog. Een collega drukte het laatst nog zo uit: ‘Sociologen, beste Peter, zijn niet voor niets de uitvinders van de pindasaus’. Het zou inderdaad zo maar eens kunnen dat in een ver en grijs verleden er inderdaad een socioloog lekker in de weer is geweest met een handje pinda’s en wat saus. Want dat lijkt me, eerlijk gezegd, wel het allerminste waar sociologen allemaal toe in staat zijn.

Peter Achterberg, cultuursocioloog aan de FSW, roept eenzijdig de sociologie uit tot koningin der wetenschappen. Niet mee eens? Bel of schrijf gerust!

zaterdag 1 oktober 2011

Theorieën zijn altijd waar, en andere sprookjes

Ongekende opwinding beleefde ik iets meer dan een week geleden. Bij het CERN hadden ze een deeltje gevonden dat zowaar sneller was dan het licht. Een deeltje dat sneller is dan het licht, of het waar is of niet valt voor mij als eenvoudig sociologelaar niet in te schatten. Maar ik zie wel wat het mogelijke bestaan van een dergelijk snel deeltje teweeg brengt. Deze (al dan niet) spectaculaire bevinding heeft grootse consequenties voor de perceptie van Einsteins speciale relativiteitstheorie. Deze is jarenlang voor waar aangenomen. Sterker nog, het was een onbetwistbare theorie, en daar mocht niet eens aan getwijfeld worden omdat ie gewoon waar was met een grote letter W. Laten we maar zeggen, de theorie die alle overige theorieën overbodig maakt. Ja die theorie. En daarover werd in ene twijfel gezaaid. En hoe! Het maakt mij verder hier niet zo veel uit of de relativiteitstheorie door dit snelle deeltje onwaar zal blijken te zijn.Of dat een andere toekomstige bevinding hiervoor zal zorgen. Wat ik spectaculair vind, is dat na lange tijd twijfel aan deze theorie weer mogelijk wordt.

Twijfelen aan theorieën. ‘T zou normaal moeten zijn in de wetenschap: theorieën benaderen zo goed mogelijk de werkelijkheid, maar ‘waar’ zijn ze natuurlijk nooit. Dat geldt voor elke theorie. Het heeft ook geen zin om onderzoek te doen naar een theorie waarvan je weet dat die toch wel waar is. Want wat schieten we daar nou mee op? Je begint dan met een idee waarvan je weet dat het waar is, doet onderzoek, en concludeert dat je idee waar is. Dan had je jezelf rustig de al die onderzoeksmoeite kunnen besparen. Verspilling van geld en energie. Dodelijk saai bovendien! Onderzoek is gewoon onzin als je niet twijfelt aan je idee of theorie. En, uiteraard is onderzoek pas nuttig als er twijfel is aan jouw theorie. Op basis van onderzoek kan je bestaande theorieën aanscherpen, of nieuwe theorieën tegenover andere plaatsen, en de beste (voorlopig) aannemen. Theorieën zijn dus per definitie onwaar. Als ze dat niet zijn, heb je d’r geen reet aan – tenminste niet voor je onderzoek.

En daarom, beste lezer, viel mij de bijdrage van Barbara Vreede hier op Science Palooza me zo verschrikkelijk tegen. Vreede, zelf evolutiebioloog, schrijft een stukje omdat ze de politieke en kerkelijke inmenging in de wetenschap afwijst. Begrijp me niet verkeerd, ik ben het, geloof ik, niet eens met mensen die de evolutietheorie afwijzen als zo maar een of andere mening gewoon ‘omdat er hele andere verhalen in de bijbel staan’. Maar dat betekent natuurlijk niet dat deze lui geen goed punt hebben als zij de houdbaarheid van de evolutietheorie in twijfel trekken. Maar dat zien hele hordes wetenschappers, Vreede voorop, helemaal niet meer. Sterker nog, Vreede noemt de evolutietheorie ‘onbetwistbare wetenschappelijke kennis’ waarover ‘de meningen niet verdeeld zouden moeten zijn’. Tjongejonge. Kennelijk gelooft Vreede, nota bene onderzoekster op dit gebied, heilig in de evolutietheorie. En stelt ze doodleuk dat een beetje twijfel aan die theorie niet is toegestaan. Een opmerkelijk, weinig wetenschappelijk, standpunt!

Want als de relativiteitstheorie toch maar gewoon een theorie blijkt te zijn die te falsificeren is, waarom zou de evolutietheorie dat dan niet gewoon zijn? De evolutietheorie is dus ook gewoon maar een theorie. Niets meer en niets minder. En als het al ondenkbaar is dat de evolutietheorie onwaar is, waarom zouden we er dan nog onderzoek naar doen? Laten we wel wezen, een theorie die waar is, dat is gewoon een sprookje. En als er iets is wat we als wetenschappers niet moeten doen, dan is dat wel geloven in sprookjes.

woensdag 21 september 2011

25. Thuisblijvert

Een paar jaar geleden was hét internationale sociologencongres in Johannesburg. Ik ging maar eens niet. Ik ben namelijk nogal bang. Ik heb gewoon geen zin om voortdurend beroofd te worden als je eventjes buiten de congreslocatie komt. Vele anderen gingen natuurlijk wel: Tal van papers werden gepresenteerd, tal van contacten werden gelegd, en, inderdaad, tal van sociologen (250) werden beroofd. Bovendien is voorwaarde nummero uno wat mij betreft dat je overal gewoon lekker uit de kraan kunt slobberen zonder dat je twee uurtjes later met buikkrampen zit te overwegen of het al zin heeft om te gaan vegen. Neen, als ik naar een congres ga, dan is dat alleen maar in een stad waar je midden in de nacht kunt rondlopen zonder dat je beroofd, verkracht, of ontvoerd wordt, en waar je het kraanwater kunt drinken zonder enig risico op buikloop, gierende galopkak of hoe je dunne poep ook maar wil noemen. Voor mij dus geen congressen in Johannesburg, Zuid-Amerika, of China. Doe mij maar een Westers land! Liefst Europees. Want ik ben behoorlijk panisch voor bezoekjes aan de V.S. Bang dat ik daar per ongeluk iets verkeerds zeg tegen een spijkerharde politieagent en me niet lang daarna op C-Yard moet weren in een bendeoorlog tussen the Cribs en the Bloods. En dat ik me en passant zorgen moet maken om mijn geile celgenoot Bubba die ‘al een tijdje droogstaat’. Maar dit terzijde.

Wat was ik daarom blij dat er afgelopen week een congres in Genève was. Stad van kaas, koekoeksklokken en een fonteintje. Een veiliger stad is er niet. Dacht ik. Ik kwam ’s avonds om 10 uur aan, heb met twee collega’s drie biertjes gedronken, en ben toen afgetakt naar het hotel voor een fijne nachtrust. Wist ik veel dat daar niet veel van terecht zou komen. Na een nachtelijke plaspartij van jewelste, ging bij mij plots het lichtje uit. Groggy werd ik wakker in een plas vol bloed: oogkas en kaak kapot. Na ongeveer 45 minuten bloeden kwam dokter Romain aankakken. Hij naaide mij een beetje dicht, maar gaf mij geen verklaring voor wat ik had meegemaakt, noch een briefje voor de luchthaven waaruit bleek dat ik mocht vliegen. Wel een gepeperde rekening. Dat wel! De dag erop leerde ik dat je met een verbouwd smoelwerk en zonder deugdelijke doktersverklaring die bokkenstad helemaal niet uitkomt. Romain was ondertussen nergens te vinden. Dat ik toch ben thuisgekomen mag je gerust zien als een resultaat van pure wilskracht, toeval en een fantastisch meewerkende Kudelstaartse huisarts. Nee, mensen, het enige goede aan Genève is het kraanwater, maar daar hebben we het ook wel mee gehad.

Peter Achterberg, cultuursocioloog aan de FSW, gaat niet meer naar congressen in het buitenland: Veel te gevaarlijk!

donderdag 18 augustus 2011

24. Hobby

Jan de Hoop, puike kerel. Ik volg hem op Twitter. Hij woont hier vlak naast de universiteit, is getrouwd met Coen en heeft een hond, Bob. Je moet weten, die hond is eigenlijk een teefje. Leuk hè? Jan gaat graag met Bob, de boxer die eigenlijk een meisje is, wandelen in dat kleine natuurgebiedje in de Esch. Het liefst op zondagochtend. ‘Lekker even een frisse neus halen.’ ‘Gezellig!’

Jan eet ook graag. Of keukenprins Coen nu een lekkere zuurkoolschotel klaarmaakt voor Jan en zijn ouders? Of dat Jan en Coen naar een van hun favoriete Rotterdamse restaurants gaan: lekker Indonesisch eten bij Minang Kabau, of samen met hun beste vrienden Ad en Marjolijn bij In den Rustwat? Jan vindt het allemaal: ‘Heer-lijk!’ Uiteraard maakt Jan het niet te laat. Om half vier ’s ochtends gaat namelijk zijn wekker, spoedt Jan zich richting Hilversum, en presenteert hij op onovertroffen wijze het RTL Ontbijtnieuws. Met mok en bijpassende sweater!

Mooi hè? Die man barst van de hobby’s maar presenteert toch altijd op een niveau waar anderen een puntje aan kunnen zuigen. Had ik trouwens al verteld dat Jan avond na avond vakantiefilms van hem, Coen en Bob over hun avonturen in een campertje op het Franse platteland monteert met Final Cut Pro? Wat ik zeg: Hobby’s te over, maar toch elke ochtend vlammen in de studio. Ongekend, wat een ongekende topheld!

Als je wetenschapper bent, heb je geen tijd voor hobby’s. Die leiden maar af van de hoofdzaak. Publiceren moet je. Engelstalig. Peer-reviewed. In high-ranking journals. Hoe meer, hoe beter! En als je eventjes niet publiceert, dan ben je op jacht naar onderzoekssubsidies. Hier ook: meer is altijd beter! We zijn op jacht naar het eeuwige goud. Ik doe dat ook. Publicaties en papers, geld en goud: Niks is belangrijker! Alles moet daarvoor wijken. En hobby’s zijn tijdverspilling…

Soit, ik weet dat ik de vorige keer heb gezegd dat ik zou stoppen met die flauwekul hier in EM. En ik snap natuurlijk ook wel dat ik al die stukkies schrijf voor de k*t zijn k*t. En ik besef dat ik heel, heel misschien mijn lieve trouwe lezers, allebei, een klein beetje beledigd heb toen ik ze zowat uitmaakte voor een stelletje ondankbare honden. (Sorry nog hè!). Maar dat alles betekent natuurlijk niet dat ik geen hobby mag hebben. En als Jan de Hoop een hobby mag, dan mag ik er toch zeker ook wel eentje?

Peter Achterberg, cultuursocioloog aan de FSW, heeft een hobby: columns schrijven voor EM. En daar gaat hij gewoon mee door! Dus.

vrijdag 17 juni 2011

23. Gelijkkrijgerij

Het laatste nummer van dit jaar. Anderhalf jaar columnschrijverij is voorbij gevlogen. Welgeteld wordt dit de 23ste column van mijn hand. Tijd om de slotsom op te maken. Een testament van een columnschrijvert zo je wilt. Wat levert het op om al die maanden ‘opiniërend’ bezig te zijn?

Natuurlijk, elke column is een succesverhaal. Sommige zijn zelfs ronduit briljant. Want ik heb me daar toch een paar ultieme knallers geschreven. Godallejezus! Mijn oeuvre overziend kan ik eigenlijk maar één conclusie trekken. Het is altijd waar wat ik schrijf: Ik draai er niet omheen. Ik vermijd moeilijke woorden waar ik kan – dit in tegenstelling tot dat wekelijkse pseudo-intellectuele ge-allea-jacta-est op de achterflap van dit prachtblad. En mijn mening is volstrekt redelijk. Of ik het nu heb over Europees aanbestedingsbeleid, dyslexie, Haagse beleidsporno, Wesley Sneijder, ‘Islam & Life’, mijn dochters Lente en Pippi, andermans kinderen, dorpjes in Italië, Koos Moerenhout, Benny Neijman, drie Franse circusdirecteuren, biologische groenten (met vlekken), Tapasworsten, meerkoeten of DOPOS DOPOS DOPOS, één ding staat als een paal boven water: Je kunt het er gewoon niet mee oneens zijn!

Maar het maakt gewoon geen donder uit of ik gelijk heb. Je kunt wel constateren dat als de ene helft van de EUR besluit dat internationale output het allerbelangrijkste is dat er is, de andere helft dan snel wat hoogleraren aanstelt zonder internationale publicaties. Je kunt het wel opmerkelijk vinden dat de ene helft van de EUR jarenlange campagnes voert om de campus te greenen, en dat de andere helft dan lekker even snel de campus plat walst. En je kunt wel droogjes vaststellen dat sommigen aan deze instelling kennelijk hebben besloten jongeren serieuze eisen te stellen voor vaste aanstellingen, en dat weer anderen besluiten deze eisen vooral niet toe willen passen op de rest van het personeel. Maar wat heeft het eigenlijk allemaal voor zin? Mensen doen gewoon maar wat. En van zo’n Achterberg hoef je je natuurlijk helemaal niets aan te trekken. Een reactie maar: ‘Peter, je hebt helemaal gelijk, we stoppen met deze flauwekul’, en ik zou dik tevreden zijn. Eén ingezonden briefje naar EM waaruit blijkt hoezeer men mij bewondert om mijn doorwrochte mening? Is dat te veel gevraagd?

Gelijk hebben is een ding. Maar het krijgen is een tweede. Al die moeite voor niets…Nou, als het zo moet, dan bekijken jullie het maar. Stelletje ondankbare….

Peter Achterberg, cultuursocioloog aan de FSW, schrijft geen columns meer voor EM!

woensdag 8 juni 2011

22. Meerkoet

De meerkoet is een ongekend klerebeest. In dit beest komt al het slechte dat de natuur te
bieden heeft samen. Met dat ronde lijf, een misvormde kop en zijn naar verhouding veel
te kleine vleugels is het een gedrocht. Helemaal als zo’n beestje probeert te vliegen. Echt
hoog komt het al niet. En maar een beetje meerennen over het water, met alle spetters
van dien. Op mij maakt het allemaal weinig indruk. En waar zoveel vogels schitterend
kunnen fluiten, lijkt het geluid van de koet helemaal nergens op. Een lelijk, hoog
geschreeuw. Keihard. Bah. En dan dat gedrag van die flutbeesten. Meerkoeten proberen
alles wat bij hen in de buurt komt te verjagen. Ook grote sloepen van staal met een
buitenboordmotor (9,9 pk) proberen ze nog weg te jagen. Te pas en te onpas. Alleen maar
omdat ze toevallig een scherpe snavel hebben. Hoe stom kan je zijn? Als ze merken dat
hun charge niets uithaalt, gaan ze er nog een keer vol in. En nog een keer. Onophoudelijk.
Mislukte waterkippen zijn het, allemaal!
De afgelopen tijd heb ik samen met enkele collega’s meerdere malen geprobeerd
een nieuwe internationale masteropleiding van de grond te tillen. De eerste moest een
master Politics and Society worden. Een internationale masteropleiding moet wel goed
vallen want, zo heb ik me laten vertellen, het oprichten van internationale opleidingen
is een van de speerpunten van deze universiteit. Zelf wilden we ook graag een opleiding
starten die goed aansluit bij ons onderzoek. En de studenten waren enthousiast en er klaar
voor. Maar toch mislukte het vrij snel. Vraag me niet waarom. Kom je toch niet achter.
Maar niet lang getreurd. Janken is voor losers. Dus hup snel nog een poging
gedaan. Mastertje Culture and Society dan maar. Samenwerkingsverbandje met
cultuurwetenschappers van de ESHCC gesmeed. Vakbeschrijvingen compleet met
literatuur geschreven. Papertje voor de ‘positionering in de markt’ erbij. Zelfs namen en
adressen van geïnteresseerde studenten verzameld. Niets was te dol, maar alles bleek ook
hier voor niets. Die onderwijsplannen van ons zijn kansloos afgeschoten. Hatsikidee, daar
ging nummer twee. Men dronk een glas, deed een plas en alles bleef zoals het was.
Ik ben het behoorlijk beu. Dat mag je best weten. En daarom hierbij een
ultimatum: Ik doe godverdomme nog één poging om wat onderwijs te regelen dat
aansluit bij mijn onderzoek. Als dat mislukt, doe ik er nog één. Daarna wellicht nog één.
En dan houd ik ermee op. Misschien.

Bij nader inzien vindt Peter Achterberg, cultuursocioloog bij de FSW, meerkoeten
sympathieke beestjes. Sorry lieve meerkoetjes.

.

vrijdag 27 mei 2011

21. De eerste de beste?

Volgens premier Rutte moeten alleen de beste hoogleraren de colleges voor de eerstejaars verzorgen. Waarom zegt deze man dit eigenlijk? Omdat hoogleraren aan de top van de wetenschappelijke hiërarchie staan? Omdat het superieure docenten zijn? Omdat ze eerstejaars kunnen inspireren waar anderen dat niet kunnen? Zoiets moet het zijn. Rutte denkt natuurlijk dat er niemand geschikter is om aan een stelletje eerstejaars een inleidend vak geschiedenis, filosofie of natuurkunde te geven dan de wetenschappelijke topdog him or herself. En als ik EM mag geloven, denkt de halve universiteit dat ook. Maar het is natuurlijk gewoon allemaal dom geleuter. Van Rutte én van de mensen die hem napraten. Let op:

Als het waar is, en dat is het, dat een flink deel van de eerstejaars volgend jaar alweer verdwenen is, dan is het misschien zonde om daar tijd van heel dure werknemers aan op te offeren. Het lijkt mij tamelijk kostbaar om een duurbetaalde hoogleraar in te zetten voor onderwijs aan studenten die er volgend jaar al niet meer zijn. Rendementtechnisch kan je dat beter een goedkopere arbeidskracht laten doen. In een tijd van bezuinigingen moeten we op de centjes letten niet waar?

Maar nog los van financieel-economisch gedoe: Ik vraag me af wat het verschil is tussen een UD en een hoogleraar. Een hoogleraar wordt vanouds allemaal superkwaliteiten toegedicht, maar veel UD’s hebben die kwaliteiten natuurlijk ook gewoon en zijn, zeer waarschijnlijk, over een jaartje of wat ook allemaal wel hoogleraar. Volgens mij is er dus maar weinig verschil tussen een UD en een hoogleraar. En ook de meeste studenten hebben geen flauw benul van wie er wel of geen hoogleraar is – ze ervaren in ieder geval geen grote kwaliteitsverschillen.

En dan is het nog maar de vraag of hoogleraren wel van die prima docenten zijn als Ruttemans beweert. Vanaf 1987 hebben 43 personen aan deze universiteit de onderwijsprijs in de wacht gesleept. Een prijs voor inspirerende docenten van uitzonderlijke kwaliteit. Welgeteld 4 (zegge: vier!) personen waren hoogleraar toen ze deze prijs kregen. De andere 39 personen waren dat niet. En, even voor de goede orde, van deze 39 waren er minimaal 10 (tien!) ten tijde van het ontvangen van deze prestigieuze prijs niet eens gepromoveerd! Als hoogleraren zo goed zijn, waarom pakken ze dan niet gewoon ieder jaar die prijs?

Grappig hè? Als Rutte het onderwijs aan eerstejaars wil verbeteren (en tegelijk betaalbaarder wil maken) kan hij dus voortaan beter het advies geven een ongepromoveerde docent voor de collegezaal te zetten dan de eerste de beste hoogleraar.

Peter Achterberg, cultuursocioloog aan de FSW, vraagt zich af of Rutte vroeger vooral les heeft gehad van hoogleraren.

woensdag 27 april 2011

20. Waterdragers, lijfeigenen en onderknuppels

Koos Moerenhout is een held. Nuchter tot op het bot. Bescheiden als geen ander. En
bovenal: een hardwerkende wielrennert. Zonder morren heeft deze man jarenlang diverse
kopmannen gediend. Waterdragen? Geen probleem. Gaatje dichtrijden door in de volle
wind 15 kilometer aan kop van het peloton te sleuren? Daar lachte Koos om! Vond ie
zelfs lekker. Overwinningskansen opofferen voor een of andere duurbetaalde kopman
die nooit wint? Koos deed het allemaal, want Koos was een superknecht. Het team
functioneerde niet zonder hem. Iedereen wist dat, en iedereen waardeerde Koos daarvoor.
Groot was dan ook de vreugde toen Koos in 2009 voor de tweede maal Nederlands
Kampioen op de weg werd. The Gasoline Brothers schreven er trouwens nog een fijn
liedje over: There it goes (for Koos). Tophit. Een waterdrager die eindelijk oogst! Kan het
mooier? Ik geloof van niet.
Hoe anders gaat het soms op de universiteit. Ik loop hier nu al een tijdje rond en
verbaas me steeds over het taalgebruik van sommige collega’s. Zo hoor ik hen regelmatig
praten over ‘waterdragers’ of ‘onderknuppels’ die het vuile werk wel even zouden
kunnen opknappen. Onbegrijpelijk vind ik dat. Vooral omdat die ‘onderknuppels’ later
ook wel weer een keertje ‘bovenknuppels’ worden en dan zelf weer nieuwe
onderknuppels beginnen te koeioneren. Een paar jaar geleden zat ik naast een jonge
collega van ErasmusMC die net een fijne onderzoeksbeurs erop had getrokken. Op mijn
vraag wat hij met zijn geld wilde doen gaf hij slechts een antwoord: ‘Lijfeigene’. Arme
lijfeigene. Het moet geen pretje zijn als je nietsvermoedend solliciteert op een of andere
positie waarvan dan later blijkt dat je alleen maar werkt ter meerdere eer en glorie van
jouw lamzakkerige landheer. Veel waardering zal zo’n figuur vermoedelijk ook niet
krijgen. The Gasoline Brothers zullen geen liedje voor hem over hebben.
Feodale praktijken als deze hebben niets te maken met wetenschap. In de
wetenschap zijn geen waterdragers nodig. Stoere wetenschappers zijn allemaal op
weg om eigen onderzoekslijnen te ontwikkelen. Sleuren zichzelf op gang – en hoeven
zich niet op te offeren voor een andere wetenschapper. Wetenschappelijk gezien zijn
we allemaal gelijk – van student tot promovendus tot rector. Dat komt door de aard
van wetenschap. Wetenschap is ideeënstrijd. Argumenten zijn wapens in die strijd en
hiërarchische verhoudingen horen daar niet bij: als iemand gelijk heeft, dan hoort ie dat
te krijgen ook! Ongeacht zijn of haar positie. Iedereen kan dus oogsten in de wetenschap.
Mooi hè?

Andre Geim, Russisch-Nederlands Nobelprijswinnaar, werkt volgens eigen zeggen
liever in Engeland omdat het ‘Het Nederlandse academische systeem hem een beetje te
hiërarchisch is’. Dat verbaast Peter Achterberg, cultuursocioloog aan de FSW, helemaal
niets.

woensdag 6 april 2011

19. Broodje Beenham

Ik heb een grote smoel. Daar past een hoop in, maar daarover later meer. Ik neem nooit een blad voor de mond. Zeg en schrijf wat in me opkomt. Gewoon omdat het kan. Ik denk ook nooit aan de gevoelens van anderen. Die interesseren me niets. Fijngevoelig getrut op de vierkante millimeter is niet aan mij besteed. Als ik iets of iemand fout vind dan zeg ik dat ook. En dan die toon waarop ik dat allemaal doe. Die columns van mij zijn altijd zuur. Ik leg er wel wat humor in, maar de zure ondertoon die blijft altijd. En schreeuwerig, ja, dat zijn mijn columns ook. Ik schreeuw gewoon graag!

Ik ben dus een zure schreeuwlelijk met een grote bek. Maar, c’est le ton qui fait la musique. Dat snap ik ook. Ontegenzeggelijk werk ik mensen tegen me in het harnas. En da’s nou echt wat je zegt een nadeeltje van al dat geschreeuw van mij. Vaak hoor ik mensen zeggen: ‘Achterberg, let nou toch eens een beetje op je toon!’ Vanaf nu doe ik dat. Dus, weg met dat zure, ongepolijste imago! Van nu af aan doe ik dingen anders. Positiever. Enthousiaster. Verfijnder. Beschaafder en beleefder. Hou je vast, daar gaat ie dan:

Ik hoor soms mensen klagen over Albron, de universitaire cateraar. Maar mij hoort U niet hoor. Lekkere koffie. Lekker eten. Redelijk geprijsd. Tegen eten uit de mensa zeg ik geen nee. Helemaal niet sinds ze het assortiment hebben uitgebreid met een smakelijk, nieuw broodje met sesamzaadjes. Nu vond ik die broodjes met kipfilet van Albron al prima te hachelen. Maar het nieuwe broodje steekt al die oude broodjes regelrecht naar de kroon.

Ook dit nieuwe broodje wordt dagelijks vers bereid met de lekkerste verse salade, tomaatjes en het onvermijdelijke eitje. Maar er is meer. Dit broodje wordt belegd met overheerlijk vlees. Louter de beste varkens zijn hiervoor geselecteerd. En alleen de beste keurslagers hebben dit uitmuntende varkensvlees mogen verwerken tot wat het nu is: Beenham. En juist deze beenham wordt door Albrons broodbereiders zorgvuldig geplaatst tussen brood, sla, tomaatjes en ei. De chefs, of zal ik zeggen: brooddesigners, maken het gerecht daarna he-le-maal af met een toefje honingmosterdsaus. Vernieuwend maar toch vertrouwd. Smakelijk en toch heerlijk. Ik roep, uiteraard op de meest fijngevoelige manier die überhaupt mogelijk is, driewerf hoera voor het nieuwe broodje beenham van Albron. Oh wat lekker. Gelukkig zijn begint met de broodjes beenham van Albron.

Mocht bovenstaande U op enigerlei wijze grieven dan biedt Peter Achterberg, cultuursocioloog bij de FSW, U graag zijn excuses en een fantastisch broodje beenham aan.

donderdag 24 maart 2011

18. Graying the campus

Al een jaartje of wat worden we regelmatig bestookt met promotiemateriaal. Groener moeten we worden. Studenten, medewerkers, de hele universiteit, alles moet duurzamer. En eerlijk is eerlijk, initiatieven als Greening the Campus en GreenEUR timmeren hard aan de weg. Belangrijke zaken zijn inmiddels aangepakt. Zo kan je op de gemiddelde borrel binnen mijn bloedeigen faculteit geen bitterbal meer krijgen. ‘Fast food’ is namelijk slecht. ‘Slow food’, langzaam gegaarde, biologisch gekweekte en eerlijk verhandelde bloemkool, broccoli of andere groente met bruine vlekken, is vele malen beter. Niet te vreten, maar wel lekker duurzaam. Biologisch bier is trouwens ook niet te zuipen, maar je kunt er tenminste niet doorheen kijken en het schuimprobleem behoort ook tot het verleden.

Maar er zijn meer groene initiatieven. Inmiddels is het ‘printerprobleem’ definitief opgelost door de groene jongens en meisjes van de EUR. De gewone printers zijn ingewisseld voor ultrasupersonische apparaten waarop je kunt printen in honderdmiljoenmiljard tinten. En dat alles dubbelzijdig, da’s namelijk goed voor het milieu. Nog een belangrijk ‘groen’ initiatief: nieuwe kleren kopen hoeft ook al niet meer. Er wordt gewoon een kledingruilbeurs georganiseerd in de Smidtse. Dan kan je je oude kloffie eindelijk eens inruilen voor een fatsoenlijk pak. Ik aas al jaren op een kans mijn standaard tenue – spijkerbroek met uitgescheurd kruis en uitgelubberd truitje – te ruilen voor dat van die ene hoogleraar die altijd rondloopt in een double-breasted C&A-pak uit de jaren 80. Chique en toch duurzaam – GOUD!

Nog een leuk, groen ideetje: Afgelopen zomer was er opeens een horde op hol geslagen schapen op de campus te vinden. Als je een beetje haast had en dwars door het groene gras de kortste route over de campus wilde nemen, had je kilo’s schapenpoep aan je schoen. Een groene campus is kennelijk een vieze campus. Alles ter meerdere ere en glorie van het milieu zal ik maar zeggen.

Maar, de EUR heeft het roer ineens radicaal omgegooid. Halverwege februari zijn de jongens van de houthakkerij namelijk op bezoek geweest. Het werd een slagveld zonder weerga – bomen, bosjes, ja zelfs onschuldige lieve struikjes, alles werd met de grond gelijk gemaakt. Vijf jaar campagne om de campus te ‘greenen’ werd in een weekend teniet gedaan. Lekker eventjes ‘graying the campus’. Niks niet campagne, maar keiharde actie! Gewoon omdat het kan.

Nou ja, laten we het maar van de zonnige kant bekijken. Misschien worden er wel extra parkeerplaatsjes ingericht op de plekken waar eens bomen stonden. Dan kunnen we eindelijk weer eens een keertje fatsoenlijk parkeuren op de campus.

Het nieuwe initiatief van Peter Achterberg, cultuursocioloog aan de FSW, heet ‘Parkeuring the campus’. Hij voert thans campagne voor een tankstation met wasstraat op Woudestein.

woensdag 9 maart 2011

17. Sociologenkind

Hoera! Het is feest. Willem en Masja, twee fijne collega’s van mijn afdeling hebben samen eens wat anders geproduceerd dan een artikeltje: Jaap is geboren, en Masja en Willem zijn de trotse ouders. Terecht. Ik ben ook een beetje trots. Zo’n afdelingskind doet je altijd wat.

Sociologisch onderzoek toont al jaren aan dat ouders in economisch gunstige posities kinderen voortbrengen die later ook weer in economisch gunstige posities zullen verkeren. De rol van opleidingsniveau is daarbij heel belangrijk. Hoger opgeleide ouders produceren hoger opgeleide kinderen. En hoger opgeleide kinderen krijgen doorgaans de betere banen. Nee, over Jaaps toekomst hoeven de kersverse hoogopgeleide ouders zich geen zorgen te maken. Jaap komt later vast goed terecht. Tenminste, in financieel economische zin dan hè.

Sociaal gezien moet ik nog maar zien of Jaap zich een beetje kan redden. Beide ouders zijn namelijk niet alleen hoog opgeleid, maar ook nog eens socioloog aan een universiteit! In de kroegen waar ik meestal kom, vertel ik altijd maar dat ik bij de politie werk. De verwijten die je dan naar je hoofd krijgt zijn in ieder geval een stuk minder erg dan de scheldpartijen die je moet aanhoren nadat je gezegd hebt dat je op de universiteit werkt. In een tijd waarin het louter werken aan de universiteit je al in een verdacht daglicht zet, is het al helemaal niet handig om dan ook nog eens te melden dat je socioloog bent: ‘Sociologen maken niemand beter’, ‘vinden geen nuttige dingen uit’ en ‘bevestigen met hun onderzoek alleen wat iedereen met een gewoon verstand al lang weet’…. Nee, sociologen aan de universiteit werken daar ‘vooral om de subsidiestromen hun kant op te laten komen’, ‘om papers te produceren die alleen gelezen worden door andere sociologen’, en natuurlijk ‘om andere sociologen op te leiden…’

Maar wat moet Jaap later op het schoolplein zeggen als kinderen tegen elkaar staan op te bluffen over het beroep van hun ouders? Pappa Willem is socioloog? Oei, dat is dus niet aan te raden. Mijn kinderen, ik geef toe, hebben het met mij als sociologenvader later op straat vast ook niet zo gemakkelijk – maar gelukkig hebben zij nog een moeder met een ‘normaal’ beroep! Maar wat kan Jaap daarover zeggen? Mama Masja is ook socioloog? Dat maakt het vast alleen maar erger. Ik raad de kersverse ouders aan het kind maar alvast aan te melden bij de plaatselijke judovereniging. En Jaap, alvast heel, heel veel sterkte gewenst beste knul! En als het je allemaal te veel wordt, zeg dan gewoon dat je ouders bij de politie werken…

Peter Achterberg, politieagent bij de FSW, houdt het voor Pippi (4 jaar) en Lente (2 jaar) een beetje vaag waar hij werkt. Hij werkt in Rotterdam, dat is voorlopig nog genoeg…

woensdag 23 februari 2011

16. Eerlijk is heerlijk!

Johootjes mensen, de buit is binnen. Je hoeft je over deze jongen geen zorgen meer te maken. Mijn kostje is gekocht. The eagle has landed. En nog meer van dat soort uitspraken die uitdrukken hoe goed het met mij gaat. Want tjongejonge mensen, wat gaat het ver-schrik-ke-lijk goed met mij. Schrikbarend gewoon! Man, ik ben gewoon helemaal binnen. Mijn moeder zaliger zei het altijd al: ‘Peter, jij bent een zondagskind’, en ik geloof zowaar dat ze gelijk heeft. Ik zit gewoon op goud. Puur goud!

Ik heb er zojuist een fijne vaste aanstelling aan deze onvolprezen prachtuniversiteit opgetrokken. Mijn tenure track aanstelling is afgerond en ik ben vanaf nu verzekerd van een baantje. Als UHD nog wel. Gewoon omdat het kan. Gewoon omdat ik toch een jaartje of drie heb doorgewerkt. Als je een tenure track aanstelling hebt wordt er meer van je verwacht dan van ‘reguliere’ medewerkers. Meritocratisch heet dat: pas als je je bewezen hebt, krijg je een vaste baan. De twee belangrijkste doelen die ik moest halen waren: minimaal een 7 voor cursusevaluaties, en minstens twee maal zoveel publiceren dan de outputnorm. Maar de grap is natuurlijk dat ik nu als regulier medewerker ‘terugval’ in voor iedereen geldende normen: slechts een voldoende voor onderwijsbeoordelingen, en de helft minder publiceren dan voorheen. En dat alles tegen een veel beter salaris. Nog mooier, omdat ik door de hogere eisen een fijne pijplijn met reeds geaccepteerde artikelen heb opgebouwd kan ik nu, door de lagere outputnormen, minimaal vijf jaar niksen zonder één onvoldoende voor mijn onderzoek te krijgen. Kortom, drie jaar werken. Tenure. Bevordering erbovenop! En dan vijf jaar vakantie. Eerlijk is heerlijk, ik heb het verdiend.

Maar is het wel eerlijk? Het is waar, ik mag vijf jaar goed betaald lanterfanten, en je hoort mij niet klagen. Maar het is toch raar dat jongere net gepromoveerde UD’s zonder vaste aanstelling aan strengere eisen worden onderworpen dan oudere collega’s met een vaste aanstelling. Stel ik had mijn tenure track nét niet gehaald, en was ontslagen, dan had ik nog altijd meer gepresteerd dan waar anderen gewoonlijk op afgerekend worden en waarmee zij hun vaste baan behouden. Meer presteren maar minder krijgen, is dat niet oneerlijk? Meritocratische principes zijn best, maar je moet ze dan natuurlijk wel doorvoeren. Gewoon iedereen permanent op een tenure track dus. Ik sta graag mijn vijf jaar flink betaalde vakantie af voor meer en zwaardere eisen – op voorwaarde dat iedereen die een vaste aanstelling wil of heeft aan precies dezelfde eisen moet voldoen. Da’s pas eerlijk.

Het gaat dus goed met Peter Achterberg, cultuursocioloog met een vaste baan aan de FSW. Maar hij ruilt die vastigheid graag in voor een intergenerationeel rechtvaardiger personeelsbeleid.

woensdag 9 februari 2011

15. Halbe Zoolstra

Het onderwijs in Nederland is vierkant ruk. Ik kan het weten. Heb pas geleden aan een (schakel)studente nog staan uitleggen hoe je moet kwadrateren. Het kostte me slechts een kwartiertje om uit te leggen dat het product van -20 en -20 toch echt niet -400 is. Uiteindelijk snapte ze het een beetje. Gelukkig maar, want deze ‘pittige’ materie hoort normaal gesproken geen probleem te zijn voor de gemiddelde brugklassert. Heb ook net voor een of ander bachelorvak een paper nagekeken die strak stond van zinnen als: ‘Door de multifocaliteit tussen bepaalde klassen van arbeiders is er een soort ‘verelendung’ geweest vanuit werkers die een functie beheersen’. Als je me kan vertellen wat dit betekent: chapeau met een eau! Je mag bij mij een lekker slagroomtaartje komen afhalen en de student in kwestie mag je gelijk meenemen! En als je dan toch bezig bent: ik heb ook nog een fijne masterstudent in de aanbieding. Hem heb ik onlangs moeten uitleggen dat zo’n scriptietekst niet uit een min of meer toevallige bonte verzameling zinnen bestaat. Hij wist niet dat zinnen elkaar op zo’n manier logisch moeten opvolgen dat de lezer kan begrijpen wat de auteur bedoelt. Heb toen gevraagd wat hij eigenlijk met zijn scriptie bedoelde. Na 15 minuten absolute stilte over een scriptie van 50 pagina’s, trokken we de conclusie: dit was een doelloze tekst.

Je hoort mij niet zeggen dat het alle studenten schort aan essentiële basiskennis, analytisch vermogen en motivatie. Maar er zijn wel veel studenten die serieuze manco’s op een of meer van deze terreinen hebben. Dat is niet erg, maar het is wel de vraag of zij erin zullen slagen om deze instelling op tijd te verlaten met een diploma. Als het goed is, zijn de kansen daarop miniem. We willen immers geen InHollandse toestanden.

En dan hebben ze in Den Haag net besloten om te investeren in het hoger onderwijs. Volgens staatssecretaris Halbe Zijlstra kan dat het beste door eerst een boete op te leggen aan de universiteiten, en het vrijgekomen geld pas later te verdelen. Voor elke langstudeerdert moet binnenkort 3000 euro per jaar worden neergeteld. Ja ja mensen, da’s logica. Een beetje universiteiten dwingen om onafstudeerbare studenten op tijd te laten afstuderen, nee dan zit je op goud! Nog meer logica: Halbe denkt niet dat door deze bezuinigingen arbeidsplekken zullen verdwijnen. Tuurlijk! Minder geld betekent altijd minder arbeidsplekken, dat weet zelfs de zwakste student Je ziet dan ook eigenlijk nooit dat er meer personeel wordt aangenomen zodra er wordt bezuinigd.

Minder docenten gaan moeilijke studenten binnenkort dus sneller aan een diploma helpen. Halbe Zoolstra heeft kennelijk zijn eigen logica: bij rukonderwijs past rukonderwijsbeleid!

Peter Achterberg, cultuursocioloog en penningmeester van de afdeling Sociologie, preekt hier puur voor eigen parochie…

woensdag 26 januari 2011

14. Keurslagers gezocht

Worst. Plakkie leverworst. Gebakken worst. Tapasworst. Rookworst, liefst op een broodje. Heerlijk! Je begrijpt, ik ben een groot liefhebber van worst. Ik kan echt genieten van een goed exemplaar. Maar, waar kan je eigenlijk de beste worst kopen? Goede vraag! Bovendien eentje die de gemoederen nogal bezighoudt. Ik kan me echt kwaad maken om van die ‘keurslagers’ die menen te kunnen bepalen wie de beste worstendraaiert van het land is. Alsof je dat ^*&%#% niet gewoon zelf kan bepalen? Onlangs was het weer raak. Tijdens de 24e nationale slagersvakdagen werden de vleeschverwerkers van Slagerij Verhoef uit Almere op het schild gehesen op de onderdelen ‘ossenworst’, ‘gekookte worst’ en ‘grillworst’. Ben er dus zelf maar even heen gereden om wat van die zogenaamde topworsten te proeven. Ze kunnen er mee door wat mij betreft, maar ze halen het niet bij de worsten van mijn eigen slager De Gevulde Darm uit Kudelstaart. Wat een goede worst is, moet je zelf proeven. En, niet lekker is niet eten, zeg ik altijd maar.

Hoe anders is het met onderwijs. Uiteraard, goed onderwijs moet je proeven. Maar goed onderwijs is niet altijd lekker onderwijs. Soms moet je als student iets leren waarvan je niet direct de relevantie ziet, of iets wat verschrikkelijk ingewikkeld is en waarvoor je veel moeite moet doen. Leuk is dat niet, maar zulk onderwijs kan toch heel goed zijn.

Toch vreemd dat onze universiteit denkt het vaststellen van de kwaliteit van onderwijs te kunnen overlaten aan de afnemers van dit onderwijs. Echt, de enige maat om iemands onderwijs te beoordelen zijn de door de studenten ingevulde cursusevaluaties. Maar wat weten studenten nou van goed onderwijs? Als ik als docent een potje ga staan hakkelen op college, dan wordt dat door de studenten genadeloos afgestraft in hun cursusevaluatie. Onaardig doen – bijvoorbeeld door te zeggen dat studenten eens aan het werk moeten gaan – da’s ook geen aanrader. Maar, hier staat tegenover dat als je strooit met borrelnootjes, giet met bier, en op zijn tijd wat tentamenvraagjes prijsgeeft, snel blijkt dat je de beste docent van de hele EUR bent. Studenten letten bij het beoordelen van cursussen en docenten namelijk meer op vorm dan inhoud. Dat kan ook niet anders. Want ze zijn nog geen volleerd econoom, filosoof of radioloog, en weten dus (nog) niet welke kennis hen moet worden bijgebracht om dit te worden. Het wordt dus hoog tijd dat er bij de beoordeling van onderwijs en docenten eens wat keurslagers worden ingevlogen. Gewoon, om te beoordelen of de inhoud van het onderwijs in orde is.

Peter Achterberg, cultuursocioloog aan de FSW, snapt niet dat zijn onderzoek altijd peer-reviewed wordt en zijn onderwijs nooit.

woensdag 12 januari 2011

13. Ik weet niet hoe

Het was een gitzwarte dag: 7 februari 2008. Rasartiest en ongekroonde koning van het Nederlandse levenslied Benny Neyman gaf de geest. Jammer, maar Benny is niet meer. Ik denk regelmatig met pijn in mijn hart aan hem terug, al is het maar omdat hij sprekend lijkt op mijn tante Sjaan. Wat een zanger! Wat een repertoire! Wat een meester! En wat gebeurt er als de carrière van deze winnaar van de Gouden Harp (1996) in de knop wordt gebroken? Wat gebeurt er als de man die songs als ‘Waarom fluister ik je naam nog?’, ‘Een vrijgezel gaat pas slapen’ en ‘Ik weet niet hoe’ groot maakte, op 56-jarige leeftijd komt te overlijden? Niks. Bizar hè? Geen collectief eerbetoon. Niemand koopt of downloadt ook maar één single van deze zanger pur sang: Niks niet postume nummer één notering voor onze Ben.

En wat gebeurt er daags nadat Antonie Kamerling op 6 oktober 2010 de pijp uit gaat? Het Nederlandse volk besluit dat de man, bekend van een of andere kleresoap, geëerd moet worden en koopt dus massaal zijn ene vals ingezongen single: ‘Toen ik je zag’. En ja hoor, nummer één in de hitlijsten. Over de doden niets dan goeds, maar die knul verkracht dat liedje natuurlijk wel finaal. Maar dat kan het Nederlandse publiek kennelijk niets schelen. Waarom zouden we die mislukte Peter Kelder niet herdenken door massaal een plaatje van hem te draaien, zo lijkt het publiek te denken.

Is Benny dan minder goed dan Kamerling? Natuurlijk niet! Het is overduidelijk dat laatstgenoemde niet eens in de schaduw kan staan van de Maastrichtse Voice of Holland. Kamerling heb ik althans nog nooit kunnen betrappen op één zuiver gezongen noot. Maar afgemeten aan hun postume impact is die conclusie moeilijk overeind te houden. Tenminste, als impact als maat voor kwaliteit wordt gezien. En juist dát gebeurt vaak in de wetenschap. Hoe hoger iemands impact, afgemeten aan het aantal citaties, hoe groter zijn of haar kwaliteit, zo lijkt men te denken. Maar dat heeft zo zijn nadelen. Slechte artikelen, waar iedereen op in kan hakken, worden namelijk ook lekker veel geciteerd. Ik ken ook wetenschappers wier codeboeken (waarin door hen verzamelde data netjes op een rij worden gezet) meer geciteerd worden dan andermans boeken. Maakt hun impact hen goede wetenschappers? Zijn zij per definitie beter dan anderen met minder impact? Ik zeg nee! Volgens mij kan je kwaliteit helemaal niet afmeten aan impact. Hoe dan wel? Het moet anders, maar om met Benny te spreken, ik weet niet hoe.

Peter Achterberg, cultuursocioloog aan de FSW, weet zelf heus wel wat zijn beste artikel is, maar dat ding heeft hem totnogtoe geen citaties opgeleverd.